In november zet de winter goed door. In Midden-Europa zou de winter 1572-1573 zelfs extreem streng zijn geweest. Gezien de berichten over de winterse omstandigheden rond het beleg van Haarlem maakt het weer in de Noordelijke Nederlanden daarop geen uitzondering. Op de rivieren wordt de scheepvaart sterk gehinderd. Bij tal van plaatsen ligt weken- tot maandenlang de scheepvaart geheel stil. Dat betekent dat over en weer de militaire activiteiten afnemen.
In Gelderland en Overijssel nemen de zaken een keer. Bij de nadering van het leger van Don Frederik wachten de geuzen de strijd niet af maar maken dat ze weg komen. Daarbij is de rol van graaf Willem van den Bergh ook uitgespeeld. Hem rest, samen met zijn gezin en nog vergezeld van een ruiterescorte en een paar compagnieën krijgsvolk, een eerloze aftocht naar Westfalen. Het winterweer zit ook Alva in de weg. In de laatste week van oktober was besloten om, als Zutphen zou zijn ingenomen, het leger naar Nijmegen te dirigeren en dan van daaruit westwaarts langs de rivieren naar Holland te trekken. De weersomstandigheden verhinderen dit plan: het is niet mogelijk het geschut en proviand via de rivieren te vervoeren. Daarom trekt het leger na de inname van Zutphen naar Amersfoort om daarna in Naarden aan te komen.
In Friesland wordt de Opstand eveneeens succesvol onderdrukt. Als Franeker weer in handen van de Robles valt is het met de Friese Opstand volledig gedaan.