De gebeurtenissen in april en mei elders in Holland missen ook in Gouda hun uitwerking niet. Daar durven prinsgezinden zich nu vrijer te uiten. Zo droegen tijdens de grote processie op Sacramentsdag (5 juni), waaraan ook de schutterij deelnam, drie jonge mannen op hun wapens afbeeldingen van de Prins van Oranje, die de overwonnen Alva met zijn voeten ter aarde gedrukt hield. Alva wordt voor tyran uitgemaakt en de menigte tot opstand aangezet.
Voor het Hof van Holland staat Matthijs Smit, een schippersgezel uit
Hamburg, terecht. Hij is in ′s-Gravenzande gesnapt waar hij door
de geuzenkapitein Claes Haellebeeck er op uit was gestuurd om
victualiën in te kopen. Matthijs droeg op het moment van zijn
arrestatie een broek die was opgebonde met een priesterstoole
van blauw damast, gevoert met wit linde laecken ende met zijde
quasten
die hij, naar zijn zeggen ergens gevonden had. De heren van
het Hof vinden zijn verhaal niet erg geloofwaardig en Matthijs wordt
naar de galg verwezen.
Willem van Oranje richt zich in een rondzendbrief tot de Hollandse
steden. Hij heeft het voornemen binnenkort met een leger naar de
Nederlanden op te trekken en roept alle steden, dorpen,
vlecken, gemeynten
op zich achter hem te scharen, liefhebbers te zijn
van de vrijheid en welvaart van het vaderland en vijanden van de wrede
tirannie en het juk van Alva. Hij verzoekt om een goede som
gelds
ten behoeve van zijn onderneming hetgeen verkieselijker is dan
voor altijd de tiende, twintigste en honderdste penning te moeten
opbrengen en voor ′eeuwig′ niet meer dan de slaven en
voetzolen van de Spanjaarden te zijn.
In de nacht overvallen enkele geuzen de dorpen Maasdam en Puttershoek
om de kerk te plunderen. Dorpelingen weten de invallers te weerstaan.
Korte tijd later ( naederhant
) komen de geuzen in grotere
getale terug en richten alsnog vernielingen aan en ontvreemden het
geld van de kerk.
De stad Schiedam is nog steeds loyaal aan het bewind in Brussel. Het stadsbestuur geeft bevel dat een ieder zijn wapens op het stadhuis moest inleveren.
Schiedam kondigt een verbod af over te steken naar het land van Voorne. Vooral vrouwen zouden zich schuldig maken aan het verstrekken van inlichtingen aan de geuzen en het verspreiden van geruchten.
De geuzen wagen het met een vloot van 27 schepen ergens tussen Vlaardingen en Schiedam te landen en daar 500 man aan land te zetten. Onder bescherming van intensief kanonvuur weten zij het Delfshavense hoofd te bereiken.
In het Zuiderkwartier van Holland winnen de geuzen nog steeds terrein. Gorinchem weigert een Spaans garnizoen in te nemen.
Het klooster Eemsteyn in de Zwijndrechtse Waard wordt door de geuzen onder leiding van kapitein Dirk Wor tot de grond toe afgebrand. Spanjaarden op hun beurt vernietigen het slot Develstein.
Rond deze tijd plunderen geuzen de St. Joriskerk van Ridderkerk. Jaren
later weet een ooggetuige te melden dat de geuzen de archiefkist die
zich in de sacristie bevond wordt opgesmeten
en dat daardoor
veel papieren verloren zijn gegaan.
De regeringsgezinde Leidse magistraat vertrouwt de bevolking en de schutterij niet helemaal. De magistraat neemt extra burgers in dienst en stelt ze onder ede.
Jonker Adriaan van Swieten gaat met een aantal mannen (de aantallen variëren van 9 tot 50) vanuit Den Briel via Zwijndrecht, Papendrecht, Nieuwpoort en Schoonhoven naar Oudewater en trekt met hulp van binnenuit de stad binnen. De stad gaat over naar de Opstand.
In Gouda vindt op deze hoogtijdag (feestdag van St. Gervasius en Prothasius) voor het laatst in de Sint-Jan het communiceren voor leken plaats.
Het bericht van Oudewater laat de Prinsgezinden in Gouda niet onberoerd. Een groep van 400 inwoners (voornamelijk schippers plus enkele ambachtslieden) besluit tot het uitnodigen van gewapende mannen uit Oudewater de stad in te nemen.
De volgende dag, ′s morgens 4 uur, valt Gouda met hulp van binnenuit in handen van de geuzen onder leiding van Adriaan van Swieten; laatstgenoemde wordt met 69 man ontvangen door handlangers die bij de Kleiwegpoort gereed staan. Van Swieten weet de vroedschap, bepaald niet ingenomen met deze actie, niet verder te krijgen dan dat zij een voorlopige (′provisionele′) eed van trouw aan Oranje zweren met de belofte dat op geestelijk en wereldlijk gebied alles bij het oude zou blijven.
In Leiden roept de stadsregering de bevolking op zich niet met Oranje in te laten maar trouw te blijven aan de koning en de hertog van Alva. De geuzen worden door de stadsregering op afstand gehouden.
Prinsgezinden in Dordrecht vragen aan de geuzen in Brielle om gewapende hulp.
De geuzen in Brielle geven gehoor aan de oproep vanuit Dordrecht. Onder bevel van geuzenaanvoerder Barthold Entens komen 30 geuzenschepen naar Dordrecht waarbij Entens de stad opeist. De magistraat, in overgrote meerderheid zeer koningsgezind, reageert niet.
In Leiden dwingt een volksmassa, ingefluisterd door teruggekeerde
ballingen, de burgemeesters te beloven dat er geen Spanjaarden in de
stad worden toegelaten. De stadsregering laat wel een ordonnantie
uitgaan waarin werd verboden geestelijken en wereldlijken enige
overlast aan te doen en huizen, kerken of kloosters binnen te gaan op
lijfstraffe
. De magistraat onderstreept dit door bij de Blauwe Steen
aan de Breestraat een galg gereed te zetten.
In Delft is het, evenals in april, weer onrustig in de stad. Burgers verzamelen zich op de Markt voor het stadhuis om te protesteren. Met het stadsbestuur wordt afgesproken dat de stad koningsgezind blijft en dat er een garnizoen komt om de stad te verdedigen.
In Gouda gaan de geuzen zich te buiten aan gewelddadigheden ten opzichte van geestelijken. De gardiaan van de minderbroeders, Antonius Musculus, wordt gemolesteerd en gevangen genomen. Als gevolg van martelingen laat een aantal broeders van het klooster van de Hieronymianen het leven.
In Gouda zet Van Swieten de vroedschap zodanig onder druk dat
zij definitief trouw aan Oranje zweren. Overigens zijn op die
bijeenkomst van de vroedschap veel katholieke koningsgezinden leden
afwezig, waaronder drie van de vier burgemeesters waaronder Jan Gerrit
Stempelsz. De overeenkomst bevat liberteyt van den religie
waarbij
de katholieken volledige vrijheid van de uitoefening van de godsdienst
wordt gegarandeerd. Een zin waarin het geestelijken of personen van de
oude religie wordt verboden eenige processie
of in het openbaar
met het sacrament over straat te gaan wordt nog door de vroedschap
geblokkeerd.
In Dordrecht sluiten magistraat en geuzen een verdrag waarbij de geuzen beloven de status quo op wereldlijk en geestelijk gebied te handhaven. Het geuzengarnizoen zal niet meer dan 200 man tellen. Als de geuzen binnen de stad zijn worden Pieter de Quaderebbe (gouverneur van Breda die in opdracht van Alva de verdediging van Dordrecht moet organiseren), stadspensionaris Cornet, de gardiaan van het minderbroedersklooster, Franciscus Mierbecanus, en de prior van het Augustijnerklooster, Johannes Crabbius, gevangen gezet.
Nog dezelfde dag wordt in Dordrecht onder een lindeboom bij de St. Jorisdoelen een protestantse preek gehouden en tegelijkertijd het eerste kind, Cornelis van Gezel, op protestantse wijze gedoopt.
Stadhouder Bossu dankt in Rotterdam de schepen en de manschappen af.
Tien geuzenschepen onder leiding van Marinus Brandt komen naar Gorinchem. In naam van Oranje verzoekt Brandt de poorten van de stad te openen . De katholieken en de geestelijkheid zijn voor een deel tegen, de calvinisten onder leiding van Adriaan van den Heuvel, een ervaren stadsbestuurder, zijn voor. De schutterij en de magistraat gaan hierin mee. Er wordt onderhandeld waarop geuzen in de stad worden toegelaten, hetgeen door een volksvergadering wordt bezegeld. Het kasteel, de ′Blauwe Toren′ houdt op bevel van de drost Caspar Turck de poort dicht.
Ook Woudrichem (Worcum) gaat op dezelfde dag over in geuzenhanden. De geestelijkheid van Worcum, waaronder de kruisheren, is bijtijds gevlucht, waarschijnlijk naar Heusden en ′s-Hertogenbosch.
Mede door toedoen van Paulus Buys, de Leidse stadspensionaris die in contact stond met Van Swieten, marcheren 160 watergeuzen onder bevel van de uit Groningen afkomstige hopman Jan Eylof, later door nog eens 468 man gevolgd, de stad Leiden binnen. Daarmee gaat Leiden over naar het prinsgezinde kamp. De stad krijgt ook meteen een garnizoen.
Al na twee dagen vertrekt het door Delft in dienst genomen garnizoen al weer uit de stad. De verdediging van de stad rust nu alleen op de schouders van de schutterij die deels geusgezind is.
Niet alleen Oranje maar ook Alva zit om geld verlegen (niet
gheheel wel van gelde voorsien
, zoals Bor het onderkoeld uitdrukt).
Aangezien de inning van de 10e en 20e Penning op niets uitloopt
schrijft Alva op 26 juni een bijeenkomst van de Staten van Holland op
15 juli in ′s-Gravenhage uit om van de Hollandse steden geld los
te krijgen.
In Gorinchem wordt het kasteel door de geuzen bestormd. Drossaard Caspar Turck wordt gevangen genomen en de burgers mogen gaan behalve Dirck Bommer en Arnout de Coning. Zij worden beschuldigd van het werven van mannen om zich tegen de geuzen te verzetten en worden op de markt opgehangen. Daarnaast worden ook alle geestelijken in hechtenis genomen: daar begint voor hen het drama van de martelaren van Gorcum. De zoon van drossard Turck, Willem, was met 600 soldaten onderweg om het kasteel te ontzetten maar kwam te laat.
Het aan de overkant van de Waal gelegen slot Loevestein wordt eveneens door de geuzen ingenomen. Ook daar vist Willem Turck achter het net.
Dezer dagen worden in Schelluinen de kerk en het commandeurshuis
van de Duitse Orde door de geuzen in de as gelegd. De pastoor sluit
zich aan bij de geuzen: de pastoor mede met die goesen wech is
,
aldus de koster.
In Leiden vinden plunderingen plaats waarbij de huizen van de rijken het moeten ontgelden. Religieuze motieven lijken hier niet te spelen: kloosters en kerken bleven gespaard.