juni 1572

2 juni
Diederik Sonoy, op 28 mei vertrokken uit Emden, doet zijn intrede in Enkhuizen, gewapend met een volmacht van Oranje. Hij begint met de verdediging van de stad en met de voorbereidingen om de rest van West-Friesland aan prinsgezinde zijde te krijgen. Daarmee staat ook in het Noorderkwartier het spel op de wagen.
tussen 3 en 8 juni
De eerste confrontatie vanuit Enkhuizen is met de inwoners van Grootebroek. Zij sloten de poort die toegang gaf tot de Streekweg en wilden niet toestaan dat de huisluiden den ingesetenen van Enkhuisen eenigen toevoer doen souden. Een beschieting door de Enkhuizers was voldoende om de Grootebroekers op de vlucht te jagen.
3 juni

Stadhouder Bossu ziet het strategisch belang van Medemblik aan de Zuiderzee in. Hij heeft geprobeerd 200 haakbusschieters, afkomstig uit de troepen van Caspar de Robles die te Stavoren waren gelegerd, naar West-Friesland over te brengen en te legeren in het kasteel van Medemblik. Op deze dag moet Bossu echter melden dat de slotvoogd Cornelis van Rijswijck, die met een bescheiden burgerwacht het kasteel bewaakte, de soldaten van De Robles (onder bevel van hopman Monceau) de toegang tot het kasteel heeft geweigerd. Ook in Medemblik zit men niet op regeringstroepen te wachten.

De Robles bevindt zich dan in Stavoren vanwaar hij Alva schrijft over de noodlottige toestand in Holland waar de slechte tijdingen zich opstapelen. Graag zou hij nog beschikken over drie vendels Walen.

7 juni
De Robles is dan inmiddels in Harlingen. Een zevental uitgeruste schepen verlaat Harlingen in de richting van Amsterdam om Bossu en Boschuyzen te helpen muiterij onder hun manschappen de kop in te drukken. Hopman Monceau krijgt opdracht zich met 150 man naar Stavoren te begeven om daar met dezelfde bestemming in te schepen.
8 juni

Sonoy stuurt twee vendels soldaten en twee compagnieën Enkhuizer schutters onder leiding van Jacob Cabeljauw en Nicolaes Ruychaver naar Medemblik. Zij dringen van twee kanten de stad binnen. De burgers vluchten naar het kasteel en proberen van daar met hun geschut de indringers te verjagen. Als de laatsten de in de stad achtergebleven vrouwen en kinderen als een menselijk schild gebruiken blijft er voor de bezetting van het kasteel niets anders over dan zich over te geven. Cornelis van Rijswijck blijft als slotvoogd in functie.

Vier geuzen proberen (vermoedelijk met hulp van binnenuit) een aanslag op Monnikendam te plegen. Volgens Bossu hadden zij een commissie van Lumey op zak en vroegen zij de kerken te openen en de relikwiekassen te overhandigen. Het avontuur liep uit op de arrestatie van het viertal.

13 juni
Hoorn stelt, om de taken van de schutterijen te verlichten, drie vendels (450 man) uit de eigen bevolking samen om de rust en eenheid in de stad te bewaren en de stad even streng te bewaken, zowel tegen het krijgsvolk van de prins als tegen de Spanjaarden en hun aanhang (Velius). Ondertussen wordt in deze weken en dagen vanuit Enkhuizen aangedrongen zich openlijk voor de prins van Oranje te verklaren. Het stadsbestuur probeert dit af te houden, binnen de burgerij is er een aanzienlijke prinsgezinde stroming.
16 juni

Vanuit Amsterdam wordt gemeld dat Edam over gaat naar de prinsgezinden. Ook daar heerst verdeeldheid want er wordt aan Bossu geschreven dat de overgang plaatsvond niet sonder voorgaende resistentie van den goedwilligen binnen deselver stede vallende. Het is niet bekend of de overgang gepaard is gegaan met geweld. In deze zelfde week is pastoor Meynart Johannesz. verbannen en naar Amsterdam gevlucht gevolgd door een aantal van zijn volgelingen.

18 juni

Om tijd te winnen is een deputatie van de burgemeesters van Hoorn naar Enkhuizen getrokken om daar poolshoogte te nemen. Op hun terugreis komen enkele gezanten uit Enkhuizen mee die nu eindelijk van de stad Hoorn haring of kuit willen: aansluiten bij Enkhuizen of niet? In een gezamenlijke vergadering van de burgemeesters, de gilden en de schutterij stemmen de gilden en de schutters voor het binnenlaten van de geuzen. Enige leden van de vroedschap stemmen mee met de burgerij.

19 juni

In Hoorn arriveert een vendel geuzen onder leiding van Jacques Hennebert. De soldaten worden (tegen de belofte in) bij de burgers ingekwartierd, een zware last omdat zij, aldus kroniekschrijver Velius gewelddadig en ongedisciplineerd waren.

20 juni

Het stadsbestuur van Alkmaar wil eveneens de poort voor de opstandelingen gesloten houden. Gouverneur Sonoy dwingt boeren uit de omgeving op te komen voor militaire dienst. Gecombineerd met de eigen soldaten en een listige opstelling lijkt het voor de Alkmaarders een te grote oppermacht. Door deze krijgslist weet Sonoy zijn geuzenvendels binnen de stadsmuren van Alkmaar te krijgen.

21 of 22 juni

Josua van Alveringen, heer van Hofwegen en in 1566 één van de aanbieders van het Smeekschrift, wordt door Sonoy tot gouverneur van Hoorn benoemd die terstont alle dingh socht tot orde te brengen soo veel de wiltheydt van de tijt en de woestheyt van de menschen lyden konde.

23 juni
Ofschoon de Prins aan Sonoy de uitdrukkelijke instructie had gegeven, de katholieken geen enkele overlast te bezorgen of de uitoefening van hun religie te beletten, worden niettemin vijf Alkmaarse minderbroeders uit hun klooster op de tegenwoordige Paardenmarkt gehaald en als gevangenen naar Enkhuizen afgevoerd.
24 juni
De Haarlemse bisschop Godfried van Mierlo vertrekt vanwege de omstandigheden uit Haarlem en wijkt uit naar de abdij Terkameren van de Cisterciënser nonnen bij Brussel.

Een tweetal ballingen, Pieter Jansz. Kies en Michiel de Wael, keren ′s morgens 5 uur terug in Haarlem. De heren worden op het stadhuis ontboden en door het Haarlemse stadsbestuur zeer vriendelicken verzocht nog een dag of 14 weg te blijven en de ontwikkelingen af te wachten. Maar dat zijn de heren niet van plan: wij hebben nu lang genoech uut die stadt geweest, een ander die lust te trecken, die mach.

24 of 25 juni

In Enkhuizen worden de martelaren van Alkmaar (de vijf gevangen genomen Alkmaarse minderbroeders) gemarteld en opgehangen. Het gaat om Daniƫl van Arendonk, Cornelis van Diest, Joannes van Naarden, Ludovicus Viets (of Voets) en de lekebroeder Adrianus van Gouda.

26 juni
Koninklijke troepen trekken brand stichtend rond in het platteland om Haarlem. Om de verdediging te dwarsbomen wordt zelfs geprobeerd in de stad zelf brand te stichten. Zo zou iemand, aangeduid als de jonge Zeeuw in opdracht van Christoffel D′Assonleville, baljuw van Kennemerland, een poging tot brandstichting hebben uitgevoerd. Het gerecht maakt er korte metten mee: de brandstichter wordt levend verbrand door de magistraat.
27 juni

Een drietal commissarissen van de Prins verschijnt in de stad. Het gaat om terugkerende ballingen die in de stad contact zoeken met medestanders namelijk Gerrit van Berckenrode, een voormalig kanunnik, Jacob Gerritsz. de Jonge en Hans Colterman, een voormalige brouwer. Laatstgenoemde heeft al eerder bij de overgang van Enkhuizen een rol gespeeld.

In Heemstede bij Haarlem is deze en de volgende dag het Bernardietenconvent geplunderd.

Edam en Monnickendam gaan eveneens over naar kant van de geuzen. Voor zover bekend is de overgang zonder geweld gegaan.

29 juni
In Edam wordt in de Grote of St. Nicolaaskerk voor het eerst een protestantse preek gehouden door ex-pastoor Paulus Pietersz.