De inning van de 10e penning loopt op zijn zachtst gezegd niet op rolletjes. Het stadsbestuur van Gouda vraagt, na een verzoek van het Hof van Holland de 10e en de 20e penning te gaan heffen, enige dagen uitstel om te zien hoe de andere steden hierin handelen.
In Haarlem begint vanaf deze datum een inwoner van de stad, Willem
Jansz. Verwer, een gedetailleerd Memoriaelbouck over de lotgevallen
van de stad. Daar wordt weliswaar het plakkaat over de 10e penning
afgekondigd maar dan wel mit grooter vrese van den doerwaerder
.
In Hoorn worden enkele burgers aangewezen om de 10e penning in te vorderen maar zij weigeren: de inning is niet uitvoerbaar en zal onrust onder het volk veroorzaken.
In Delft heeft de heffing van de 10e penning geen enkele voortgang gemaakt behalve dat er een algemeen collecteur is benoemd. Het stadsbestuur wordt opgedragen collecteurs te benoemen onder dreiging van een boete van fl. 500 met vergoeding van bijkomende kosten zoals renteverlies.
In Gouda beveelt commissaris Karel de Smijtere, raadsheer van het Hof van Holland, de magistraat van Gouda op straffe van geldboetes binnen twee dagen collecteurs van de 10e en 20e penning te benoemen.
De volgende dag besluit het stadsbestuur van Gouda (in navolging van Dordrecht, Leiden en Delft maar ′al onder voorgaende protestatie′) collecteurs van de 10e en 20e penning te benoemen.
In Den Haag worden twee geuzen, Gijsbrecht Moos alias Smit van Hasselt en Thomas 't Kint, een Engelsman, die betrokken waren geweest bij de moord op de baljuw van de Zijpe (zie 4 februari) opgehangen.
ende ten eijnden van oppositie van ewijch bannissement.
In een brief van het Hof van Holland op deze datum aan Delft wordt vastgesteld dat er weliswaar elf collecteurs zijn benoemd maar dat er daarvan zes zijn verdwenen. Volgens het Hof is dat doorgestoken kaart (‘een gemaeckt werck’), voorgesteld om daardoor de heffing te dwarsbomen.
De volgende dag benoemt Amsterdam een aantal collecteurs van de 10e penning die zich direct met allerlei uitvluchten aan onder hun benoeming proberen te onttrekken.
In Den Haag wordt nogmaals een gevangen genomen geus berecht namelijk Jan Deel afkomstig uit Newcastle.
In Brussel bevindt zich een deputatie van de magistraat van Dordrecht om de regering op de hoogte te stellen van de onrust onder de bevolking veroorzaakt door de beroerde economische omstandigheden en de religieuze tegenstellingen. De Dordtse magistraat is in ruime meerderheid zeer koningsgezind en is in de kwestie van de 10e penning zeer meegaand.
In Delft gaat de benoeming van collecteurs van de 10e penning zeer moeizaam: de animo voor deze functie is nagenoeg nihil. Na rechtstreekse bemoeienis van stadhouder Bossu, leggen nu toch negen collecteurs hun eed af. Er ontbreken nog twee collecteurs en Delft belooft dat, als ook deze zijn beëdigd, er begonnen kan worden met de heffing. Daar is het door de latere gebeurtenissen niet meer van gekomen.