maart 1572

.

3 maart
Admiraal Jan Symonsz. Rol trekt met vier vendels voetvolk en veel bootsvolk op 19 sleden (er ligt dan nog overal ijs) naar Wieringen in een poging Blois van Treslong te verjagen. Terwijl Rol onderweg is komen ook de Wieringers, die de geuzen meer dan zat zijn, dreigend op hen af. De onbesuisde kapitein Pieter Simonsz. Meyns komt bij deze confrontatie met de Wieringse boeren om. Inmiddels weten de geuzen de regeringstroepen met hun geschut op een afstand te houden en speelt Treslong het ondertussen klaar zijn schip uit het ijs te bevrijden en daarna te ontsnappen.
7 maart

De inning van de 10e penning loopt op zijn zachtst gezegd niet op rolletjes. Het stadsbestuur van Gouda vraagt, na een verzoek van het Hof van Holland de 10e en de 20e penning te gaan heffen, enige dagen uitstel om te zien hoe de andere steden hierin handelen.

11 maart

In Haarlem begint vanaf deze datum een inwoner van de stad, Willem Jansz. Verwer, een gedetailleerd Memoriaelbouck over de lotgevallen van de stad. Daar wordt weliswaar het plakkaat over de 10e penning afgekondigd maar dan wel mit grooter vrese van den doerwaerder.

In Hoorn worden enkele burgers aangewezen om de 10e penning in te vorderen maar zij weigeren: de inning is niet uitvoerbaar en zal onrust onder het volk veroorzaken.

In Delft heeft de heffing van de 10e penning geen enkele voortgang gemaakt behalve dat er een algemeen collecteur is benoemd. Het stadsbestuur wordt opgedragen collecteurs te benoemen onder dreiging van een boete van fl. 500 met vergoeding van bijkomende kosten zoals renteverlies.

12 maart
Ook het platteland moet meebetalen aan de kosten voor de verdediging tegen geuzenaanvallen. Niet elk dorp is daartoe genegen. Het Hof van Holland doet op deze dag de uitspraak dat het bij Schiedam gelegen dorp Kethel voor een kwart de kosten moet betalen van de soldaten die van 13 januari tot 2 maart op Overschie en Delfshaven waren gelegerd. Ook Berkel, Hillegersberg, Overschie en Delfshaven betalen mee.
13 maart

In Gouda beveelt commissaris Karel de Smijtere, raadsheer van het Hof van Holland, de magistraat van Gouda op straffe van geldboetes binnen twee dagen collecteurs van de 10e en 20e penning te benoemen.

14 maart

De volgende dag besluit het stadsbestuur van Gouda (in navolging van Dordrecht, Leiden en Delft maar ′al onder voorgaende protestatie′) collecteurs van de 10e en 20e penning te benoemen.

18 maart

In Den Haag worden twee geuzen, Gijsbrecht Moos alias Smit van Hasselt en Thomas 't Kint, een Engelsman, die betrokken waren geweest bij de moord op de baljuw van de Zijpe (zie 4 februari) opgehangen.

19 maart
In Haarlem wordt de 10e penning voor de tweede maal afgekondigd op straffe van 100 gouden realen ende ten eijnden van oppositie van ewijch bannissement.
20 maart

In een brief van het Hof van Holland op deze datum aan Delft wordt vastgesteld dat er weliswaar elf collecteurs zijn benoemd maar dat er daarvan zes zijn verdwenen. Volgens het Hof is dat doorgestoken kaart (‘een gemaeckt werck’), voorgesteld om daardoor de heffing te dwarsbomen.

21 maart
Eindelijk wordt in Amsterdam het plakkaat op de 10e penning afgekondigd vanaf de pui van het stadhuis. De afkondiging leidt niet tot oproer maar door het geschreeuw van het publiek is de deurwaarder nauwelijks te verstaan.
23 maart

De volgende dag benoemt Amsterdam een aantal collecteurs van de 10e penning die zich direct met allerlei uitvluchten aan onder hun benoeming proberen te onttrekken.

In Den Haag wordt nogmaals een gevangen genomen geus berecht namelijk Jan Deel afkomstig uit Newcastle.

24 maart

In Brussel bevindt zich een deputatie van de magistraat van Dordrecht om de regering op de hoogte te stellen van de onrust onder de bevolking veroorzaakt door de beroerde economische omstandigheden en de religieuze tegenstellingen. De Dordtse magistraat is in ruime meerderheid zeer koningsgezind en is in de kwestie van de 10e penning zeer meegaand.

27 maart

In Delft gaat de benoeming van collecteurs van de 10e penning zeer moeizaam: de animo voor deze functie is nagenoeg nihil. Na rechtstreekse bemoeienis van stadhouder Bossu, leggen nu toch negen collecteurs hun eed af. Er ontbreken nog twee collecteurs en Delft belooft dat, als ook deze zijn beëdigd, er begonnen kan worden met de heffing. Daar is het door de latere gebeurtenissen niet meer van gekomen.

28 maart
In Dordrecht wordt de schilder en glaskunstenaar Jan Woutersz. van Cuyck terechtgesteld op de brandstapel. Hij is één van de slachtoffers van de Dordtse schout Jan van Drenckwaert die hem om zijn doperse gevoelens gerechtelijk vervolgde. Tegelijkertijd wordt ook de doopsgezinde Adriaenken Jansdr. uit Molenaarsgraaf verbrand.