De Kamper burgemeesters Arent toe Boecop en Coenraad van der Vecht worden gearresteerd en op het blokhuis te Genemuiden gevangen gezet.
Het Hof van Gelre schrijft aan Alva dat de soldaten van het Arnhemse garnizoen zich hoogst willekeurig gedragen. Nog meer dan de geuzen ontzien zij geen kerken en kloosters. Zij vernielen alles zodat, als dit zo doorgaat, er hongersnood dreigt. De stadhouder Berlaymont en zijn broer Lancelot, graaf van Megen, zeggen er niets aan te kunnen doen.
Drost Otto van den Sande keert in Harderwijk terug met een vendel van 350 Spaanse soldaten tot overlast (en ergernis) van de bewoners.