april 1572

.

11 april(?)

De drost van Harderwijk, Frederick van der Zande, verzoekt aan het Hof van Gelre vergunning om 2 rotten Duitse soldaten ter bezetting van het huis aan te nemen vanwege het gevaar van aanslagen door geuzen. Op de burgerij valt niet te rekenen.

Het Hof draagt het stadsbestuur van Nijmegen op om alle schepen, die de Waal afvaren, te onderzoeken. Men vermoedt dat de rebellen langs die weg zich naar Holland zullen begeven om de watergeuzen in Den Briel te versterken.

19 april
Het Arnhemse Hof bericht aan Alva dat rond Wesel en Lobith troepen worden geronseld om de geuzen in Den Briel te versterken. Zij zijn van plan de rivieren af te zakken. De steden Nijmegen, Zutphen, Arnhem en Doesborch zijn aangemaand om op hun hoede te zijn. Verder zou de vijand een aanslag op Arnhem willen uitvoeren.
20 april
Het aan de Zuiderzee gelegen Harderwijk sluit de poorten voor een garnizoen bestaande uit Spaanse soldaten.

Willem van Oranje stuurt vier identieke brieven naar de stedelijke overheden van Zwolle, Kampen, Harderwijk en Tiel waarin hij deze steden opwekt en aanspoort om partij voor hem te kiezen. Hoewel dergelijke ′brievencampagnes′ de stadsbesturen lang niet altijd het gewenste effect bereiken hebben ze wel overtuigingskracht.

24 april
Johan van Haersolte, de drost van Ulft, uit zijn zorgen over activiteiten van geuzen in de omgeving. Hij vreest dat rebellen het kasteel van Ulft zullen aanvallen en hij heeft niet voldoende manschappen en leeftocht om het kasteel te verdedigen.
25 april

Het Hof van Gelre laat de drost van Harderwijk weten, dat Alva volgens schrijven van 23 april het goedvindt, dat hij voor de tijd van een jaar 12 soldaten aanneemt, te betalen door de burgers, die zelf niet willen waken. Eventueel noodzakelijke verbeteringen aan de vestingwerken moet hij maar door boeren laten verrichten.

29 april

Intussen wil Oranje weer zijn plannen voor een veldtocht in het oosten van de Noordelijke Nederlanden uitvoeren. Hij geeft zijn neef Willem van den Berg opdracht om een veldtocht door de Achterhoek en langs de IJssel te ondernemen om het gebied te bevrijden van de onderdrukking en slavernij van Alva. Van den Bergh wordt aangesteld tot luitenant-generaal en gouverneur van Gelderland en Overijssel.

Tegelijkertijd krijgt Bernard van Merode, heer van Brummen, een commissie om Venlo met het kwartier van Roermond van de Spanjaarden te bevrijden. Hij krijgt de bevoegdheid een leger van 3000 man op de been te brengen.