De Gelderse stadhouder Karel de Brimeu, graaf van Megen, overlijdt aan een beroerte . Hij zal later worden opgevolgd door Gilles van Berlaymont, heer van Hierges (zie 4 mei).
In Arnhem wordt Ananias van Cruyningen, een natuurlijke zoon van Maxiliaan van Cruyningen, ter dood veroordeeld en daarna onthoofd. Van Cruyningen sloot zich aan bij de watergeuzen en nam deel aan een overval te Emmerik om daar een schip te overmeesteren. De bedoeling was om daarmee naar Holland te varen, Rotterdam en Delfshaven te plunderen en vervolgens naar Engeland te gaan. De aanslag mislukt en Van Cruyningen is in Arnhem in de kraag gevat.
Er gaan in het Gelderse geruchten dat er in de omgeving van Keulen soldaten worden geronseld. Het is de drost van Ulft, Johan van Haersolte, die op deze dag het Hof in Arnhem informeert over die geruchten en het Hof gaat op zijn beurt op informatie uit. Verder doet Van Haersolte zijn beklag over de Spaanse soldaten die op het kasteel van Ulft zijn gelegerd maar waarover hij geen zeggenschap heeft.
De geuzen die zich in het Waddengebied en het Vlie ophouden worden ook in Gelderland als een bedreiging ervaren voor de Zuiderzeesteden. Het Hof van Gelderland spoort daarom de stadsbesturen van Harderwijk en Elburg aan tot waakzaamheid tegen piraten en zeerovers (lees: watergeuzen).