Waalse verdedigingstroepen van de Kuinderschans raken slaags met de geuzen. Deze trekken op vanuit Blokzijl richting Lemsterland langs de in 1433 aangelegde dijk. Alleen langs die dijk is Kuinre bereikbaar.
Sneek sluit de poorten voor Caspar de Robles die onder het voorwendsel alleen maar door de stad te trekken probeerde soldaten binnen de stad te krijgen. De list mislukte omdat de burgerij bijtijds werd gewaarschuwd dat er soldaten in aantocht waren. De schutterij verdenkt nu de magistraat van samenspanning met De Robles en ontneemt de magistraat de stadssleutels; de bestuurders vluchtten over de stadsmuur. De Robles trekt zich terug naar Oldeklooster.
Robles verzoekt nog dezelfde dag per brief aan de stad Bolsward om garnizoen in te nemen tegen de geuzen. Hij neemt de proef op de som met een poging met enkele wagens Walen door de stad te willen trekken maar ook hier mislukt de opzet. Evenals in Sneek staan burgerij (schutterij) tegenover het koningsgezinde stadsbestuur.
Het stadsbestuur van Bolsward trekt ′s morgens vroeg naar De Robles in Oldeklooster om hem van de gezindheid van de burgers op de hoogte te stellen. De Robles keert daarna onverrichterzake terug naar Leeuwarden.
Dezer dagen nemen ook vluchtelingen uit Workum hun toevlucht in Bolsward vanwege de rooftochten van de geuzen. Vele inwoners van Pingjum, Kimswerd en Westereinde worden door geuzenbenden gevangen genomen en vele huizen worden vernield.
Ook Franeker weigert enige dagen later garnizoen in te nemen.
Jan Bonga, te Enkhuizen verblijvend, landt met een aantal manschappen bij Sloten en trekt naar IJlst. Hij verenigt zich met een groep onder leiding van Tiete van Hettinga.
Sneek kiest de kant van de Opstand; verklaart zich voor Oranje nu troepen van Van den Bergh in Overijssel zijn.
De Robles arriveert met zijn troepen in Leeuwarden.
De volgende dag bezet Jan Bonga, samen met de geuzen Tiete van Hettinga en Aedo van Gabbema, Aucke van Unia en Tjomme Rollema (eerder als baljuw van Middelburg bij Alva in ongenade gevallen vanwege zijn weinig doorstastend optreden tegen de beeldenstormers) de stad Sneek.
Stavoren wordt ingenomen door de geuzen onder leiding van Asinge Ripperda en Foppe Ennes. Het lukt echter niet het blokhuis van Stavoren te vermeesteren. De predikant Johannes van Dieveren vangt er zijn dienstwerk aan.
Diederik van Bronckhorst van Batenburg die door graaf Van den Bergh, bevelhebber van de Prins in Overijssel, benoemd is tot voorlopig stadhouder wordt toch Bolsward binnengelaten. In zijn kielzog komt ook Jan Bonga in de stad.
Van Bronckhorst meldt zich bij de poorten van Franeker. Na een volksraadpleging laat de stad troepen van geuzen toe en kiest daarmee voor de Opstand.
Terwijl in Dokkum de troepen van De Robles bezig zijn de stad in staat van verdediging te brengen worden zij aangevallen door geuzen uit Ameland en prinsgezinden en boeren uit de omgeving. De soldaten van De Robles moeten zich gewonnen geven als de burgerij hen in de rug aanvalt. Zij slaan op de vlucht terwijl een twaalftal zich verschanst in de toren van de abdij.
Deze laatste augustus houdt Jan Jansz., een ′zoon der stad′, de eerste hervormde preek in de Minderbroederskerk in Bolsward.