De Robles meldt vanuit Stavoren aan Alva dat hij vandaag zich naar
Harlingen zal begeven om daar morgen of overmorgen de 7 schepen die tot
oorlogsschepen zijn uitgerust in de vaart te brengen.
Van Vloten, ′Friesche briefwisseling′ 401-402.
7 juni
Hopman Monceau, die opdracht had gekregen zich met 150 man naar
Stavoren te begeven (zie hiervoor 7 juni onder
Holland-Noorderkwartier), heeft omstreeks deze tijd 3 geuzenschepen
veroverd en een zestal geuzen gevangen genomen.
Andreae, ′Het wonderlijck Jaer 1572′ 85-86.
12 juni
Voor Delfzijl ligt een aantal geuzenschepen voor anker. De kapiteins
richten zich per brief tot de commandant van de vesting, Gabriel de
Mandeville, met het verzoek de plaats over te geven onder het
dreigement de vesting met een aantal andere oorlogsschepen die zich in
de buurt van Borkum bevinden te ′commen besoecken′.
Van Vloten, ′Friesche briefwisseling′ 401-406.
13 juni
De door Monceau gevangen genomen geuzen, waaronder een Peeter de
Jonghe, worden op het strand bij Workum terechtgesteld.
Andreae, ′Het wonderlijck Jaer 1572′ 85-86.
26 juni
Caspar de Robles wordt tot luitenant-stadhouder van Friesland en
Groningen benoemd in de plaats van Segher van Groesbeeck die in 1567
als zodanig was aangesteld. De Robles begint direct met het versterken
van de kastelen (blokhuizen) van Harlingen, Stavoren en Leeuwarden.