In Delft geeft het stadsbestuur de schutterij opdracht de verblijfplaats van Lumey en Entens te omsingelen. Hoewel Oranje zich ogenschijnlijk op de vlakte houdt aarzelt hij niet Lumey uit al zijn functies te ontslaan.
Drie compagnieën lichte ruiterij, lanciers en haakbusschieters onder bevel van Antonio de Toledo, Juan Pacheco en Aurelio de Palermo komen naar Haarlem.
De Spanjaarden weten een voor Haarlem bestemd konvooi van 150 wagens te overvallen en buit te maken; de voerlieden weten met hun paarden te ontkomen.
In de plaats van Lumey benoemt Oranje Willem van Bronckhorst van Batenburg tot legeraanvoerder. Zijn eerste opdracht is de stad Haarlem te ontzetten.
Vier compagnieën Walen van het regiment van Mondragon komen vanuit Zeeland naar het beleg van Haarlem.
Het dorp Uitgeest wordt door Spanjaarden voor de helft in brand gestoken. Zestig inwoners worden omgebracht. Verder worden de dorpen Limmen, Castricum en Bakkum geplunderd.
Vijf vendels (in totaal 2400) Duitse soldaten onder kolonel Polweiler komen de gelederen van de belegeraars bij Haarlem versterken.
Caspar Robles komt uit het noorden met 1000 Walen naar het beleg van Haarlem evenals nog eens 800 Walen uit het regiment van Capres.