De maand begint met de verovering van Naarden. Enkele voorname burgers waaronder Lambertus Hortensius hebben tussen Naarden en Bussum een ontmoeting met Julian Romero die verklaart dat hij gevolmachtigd was door Don Frederik. De Naardense delegatie biedt hem de sleutels aan waarna Romero verklaart dat bezetting en burgers geen schade zullen lijden.
Nog dezelfde dag trekken de Spanjaarden in groten getale de stad
binnen. Op uitnodiging van Romero komen 500 mensen naar de
Gasthuiskerk. Zij worden door Spaanse musketiers onder vuur genomen;
de overgeblevenen worden met het zwaard gedood. Vervolgens wordt in de
stad gruwelijk huisgehouden. Burgers worden neergeschoten, huizen
geplunderd en de stad in brand gestoken om verstopte burgers te
dwingen tevoorschijn te komen. Vluchtelingen worden buiten de stad nog
gegrepen en naakt in de bomen gehangen om daar dood te vriezen. Ruim
800 mensen vinden de dood. Don Frederik trekt daarna naar het
koningsgetrouwe Amsterdam om, zoals Van Haecht het zegt, uit te denken
hoe hy met liste, verraet oft gewelt aldereerste de stat van
Haerlem eerst mochte vermeesteren.
Om te beginnen sturen Don Frederik en stadhouder Bossu, die zich
eveneens in Amsterdam ophield een brief naar het Haarlemse
stadsbestuur. Als de stad zich zou overgeven dan zouden de Haarlemmers
lijff ende goet
behouden, zo niet: Zutphen en Naarden zijn
waarschuwende voorbeelden. Tot ′s avonds laat vergaderen
burgemeesters en vroedschap. Zij staan voor een dilemma: enerzijds zou
men de stad wel willen overgeven, anderzijds had Alva het vertrouwen
verspeeld.
De Haarlemse vroedschap zet ′s morgens vroeg de vergadering over
de brief van Don Frederik en Bossu voort. Ten einde raad wordt
onderling geloot wie naar Amsterdam zou gaan. Twee leden, waaronder de
lakenkoper Jan Jansz. Verwer excuseerden zich om een lot te trekken
want zij sagen verder ende ten was geen kinderspul
. Christoffel
van Schagen, regent van het leprooshuis, biedt aan dat als
één van deze twee uitgeloot zal worden hij in diens
plaats zal treden. Laat nu het lot inderdaad vallen op Jan Jansz.
Verwer en daarnaast op Dirck de Vries. Van Schagen doet uut een
goed haert
zijn belofte gestand en zo trekt een drietal bestaande uit
Dirck de Vries, Christoffel van Schagen en Adriaen van Assendelft naar
Amsterdam.
Om de voorkomen dat de stad wordt overgegeven grijpt de militaire gouverneur Ripperda in met steun van de teruggekeerde ballingen en de schutterij. De bestaande stadsregering wordt hiermee in feite opzij geschoven. Een confrontatie met de Spanjaarden is nu onvermijdelijk.
′s Morgens vroeg arriveren Van Schagen en Van Assendelft al weer aan de poorten van Haarlem. De Vries is nog in Amsterdam achtergebleven; hij zou pas in 1574 de stad weerzien. Van Schagen en Van Assendelft worden als verraders opgepakt en nog dezelfde dag naar Oranje in Delft overgebracht. Inmiddels arriveren ook versterkingen in de stad. Daarnaast worden ook de beelden uit de kerken verwijderd.
De burgemeesters van Haarlem sturen een kapitein, 300 haakbusschutters
en een deel dubbel soldanaers
geselteerd uit vijf vendels ter
assitentie in de gevechten bij Spaarndam.
Eén van de kapiteins, Dirk Matheeusz. wordt met een aantal burgers voorzien van schoppen en spaden naar Spaarndam gestuurd om daar de dijk te doorsteken, die de dag daarna alweer door de Spanjaarden wordt gedicht.
Philips van Marnix van Sint Aldegonde komt als commissaris van Oranje naar Haarlem met commissie om de wet te verzetten.
Oranje bepaalt dat in Delft de Oude Kerk (de Sint-Hippolytus) en de St. Joriskapel voor de katholieke eredienst ter beschikking staan, een besluit dat bij de gereformeerden buitengewoon slecht valt.
De Spanjaarden weten de schans bij Spaarndam te doorbreken.
In Haarlem wordt inderdaad namens Oranje door Marnix van Sint-Aldegonde de wet verzet. Burgemeester De Vries wordt vervangen door Kies; Gerrit Stuyver, Jan van Vliet en Claas van der Laan. In het college van schepenen en de vroedschap bezetten nu overwegend nieuwelingen de zetels, een indicatie dat in de oude bestuurselite van Haarlem er maar weinig steun was voor de Opstand.
In deze nacht wordt in Leiden de Delftse pastoor Cornelius Musius, die met Willem van Oranje op goede voet stond, op last van Lumey terechtgesteld na vele martelingen te hebben ondergaan. Een zuster uit het klooster Leeuwenhorst, Suzanna van Etten, trekt de stoute schoenen aan en weet van Lumey na lange onderhandelingen (in het Frans zodat de andere aanwezige geuzen niets konden verstaan) en een aanzienlijk losgeld het lichaam van Musius los te krijgen om Musius in de Pieterskerk te kunnen begraven. Voor Oranje was met deze daad van Lumey de maat vol: enkele weken later zal hij op last van Oranje in hechtenis worden genomen.
Dit is de dag waarop het beleg van Haarlem begint. Of zoals Van Haecht
het beschrijft: so werdt de stat van Haerlem so wel te voete
als te peerde berendt, daer de borgers sommige scermutsen tegen
deden; maer so de Spaengiarden terstont eenige toernen in hadden, so
en conden de borgers niet vuel uytrechten.
Het leger van Don Frederik
bestaat dan uit 26 Spaanse vendels, 22 Waalse, 17 Duitse, twee
compagnies Spaanse haakbusschieters en 200 Duitse ruiters (30.000 man
en 1500 ruiters). Don Frederik vestigt zijn hoofdkwartier in het huis
Ter Kleef.
Lumey trekt vanuit Sassenheim langs het Manpad in de richting van Haarlem met 4000 man, 200 ruiters en vier kanonnen. Bij Berkenrode, komt Don Frederik hem met zijn troepen tegemoet. De geuzen zijn voor de goed geoefende Spaanse troepen geen partij. In de dichte mist worden de geuzen verslagen; ongeveer 700 geuzen sneuvelen (ook een getal van 2000 wordt genoemd). De Spanjaarden hebben nauwelijks verliezen geleden. De reputatie van Lumey loopt flinke schade op.
Met instemming van de vroedschap stellen de Goudse afgevaardigden naar de Staten van Holland een verzoek op aan Oranje om de katholieke eredienst weer te herstellen. Het verzoek heeft niet het gewenste effect.
De Spanjaarden zijn begonnen schansen aan te leggen voor de Haarlemse Kruispoort.
Om de voedselvoorziening van Delft, dat nu het centrum van de Opstand is, te garanderen benoemt Oranje Adriaen Fijck en Everard van Lodesteyn als ′gecommitteerden voor de victualie in Delft′ met als opdracht voedingsmiddelen in grote hoeveelheden op te kopen.
Omdat de vroedschap van Delft door het ′glippen′ van een aantal leden onvolledig geworden is vult Oranje deze aan met zes nieuwe leden. De bestaande leden blijven gehandhaafd.
Van 18 tot en met 20 december hebben de Spanjaarden onophoudelijk Haarlem beschoten. Doelwit waren voornamelijk de Kruispoort en het daarbij gelegen blokhuis aan de noordkant van de stad. Ampzing telt het aantal schoten op deze dagen op meer dan 1500.
De Spanjaarden lijden een gevoelige nederlaag: de eerste stormloop op de stad loopt uit op een totale mislukking waarbij de Spanjaarden 150 à 200 doden en gewonden hebben te betreuren. Aan Haarlemse kant verliezen 8 à 10 verdedigers het leven.
In een poging de Spaanse aanvoerlijnen naar Haarlem te doorbreken voert Sonoy een aanval uit op de Diemerdijk bij Amsterdam.
De Spanjaarden verschansen zich rond het buiten de muren van Haarlem gelegen Leprozenhuis.
In een poging om de katholieke erediensten enigszins te redden stelt de vroedschap van Gouda de pastoor Cornelis van Schoonhoven voor om de eucharistie achterwege te laten en zich te beperken tot preken. Van Schoonhoven weigert dit.
Mr. Adriaen van Assendelft, de pensionaris van Haarlem, wordt als
verrader te Delft opgehangen. Zijn hoofd werd twee uur lang op
eenen staeck gestelt
. Zijn collega Christoffel van Schagen blijft nog
in de gevangenis.
In Haarlem vindt voor de eerste keer rond 14.30 uur een protestantse
begrafenis van drie doden plaats in de St. Bavo op der Geusen
manier (...) met sangen ende diergelicke vermaninghe.
Verwer meldt op deze dag een uitval vanuit de Haarlemse Zijlpoort van ′eenighe paerden met een deel haeckscutten′.
In Delft blijkt de tolerantiepolitiek van Oranje niet langer haalbaar: de katholieken mogen zelfs geen processies meer houden. De katholieken mogen alleen nog de St. Joriskapel voor hun erediensten gebruiken.
Vanuit Haarlem ondernemen de belegerden een kleine uitval buiten de Schalkwijker poort. Hierbij wordt een Waal gevangen genomen en vervolgens gedood. Verder komt deze dag een konvooi van 32 sleden met proviand de stad binnen.
In de nacht bereiken vier vendels Walen, in totaal 600 man, onder bevel van Tseraerts en de kapiteins Michiel, Cosijn en Vimy de stad.
In de oudejaarsnacht vindt vanuit de Haarlemse Zijlpoort een grote uitval plaats. In totaal trekken 600 Walen en Duitsers de stad uit met het doel het Spaanse geschut onklaar te maken door het te ′vernagelen′. De uitval heeft geen succes; er vindt een gevecht plaats waarbij aan beide zijden drie doden en enkele gewonden vallen.